Kinderachtig
kin·der·ach·tig (bijvoeglijk naamwoord)1(minachtend) de ernst en flinkheid van de volwassen leeftijd missend2(als) van een kind, (nog) niet van een volwassene: een kinderachtig idee
Terwijl ik bij de kassa van de Zeeman sta af te rekenen, wacht Erik met Roos en Morris. We zijn wandelend naar de stad gegaan en de twee grote buggy’s staan pontificaal bij de ingang van de winkel geparkeerd. Morris in zijn ‘gewone’ buggy en Roos in haar supersonische aangepaste rode Stingray buggy van R82. We zijn blij met de buggy. Sinds we de buggy hebben zijn wij, ondanks Roos haar beperking, een stuk minder beperkt. De buggy ziet er, in tegenstelling tot de meeste hulpmiddelen, stoer en mooi uit en lijkt op een ‘gewone’ buggy. Alleen dan wat groter. Roos zit er comfortabel in en bovendien kan ze erin slapen omdat de buggy bijna helemaal plat kan. Roos is nu ook moe, dus hebben we de buggy licht achterover gekanteld.
Vanuit mijn ooghoeken zie ik een jongetje van een jaar of 6 á 7 richting de buggy’s lopen. Naast de buggy van Roos blijft hij staan en gaat ongegeneerd kijken. Als hij Roos en haar buggy een poosje uitgebreid heeft bestudeerd, richt hij zich tot zijn moeder die vlak achter mij in de rij staat. “Kijk! Hij kan niet lopen!”. Het komt pijnlijk hard binnen….
Zijn moeder verkleurt een beetje en lacht schaapachtig (of beschamend). En omdat ze niet reageert op zijn constatering, valt het jongetje tot twee keer toe in herhaling. De laatste keer roept hij het wanneer wij de winkel uitlopen en hij ons met grote ogen nakijkt…. “Kijk mama, hij kan niet lopen hè!”. Ik kan het niet laten. Terwijl we doorlopen met de twee grote buggy’s roep ik over mijn schouder; “Hij kan wèl lopen! En bovendien… Hij is een zij!!”. Oh, wat ben ik kinderachtig op dat moment!