Bijzonder
“Mama, Roos is heel ziek.”
“Oh ja?”, vraag ik aan Morris, “Is Roos ziek? Wat heeft ze dan?”.
“Zo, mama. Kijk zo. Heel ziek toch?”, antwoordt hij met een ernstige blik, terwijl hij zijn armpjes naar voren steekt en schokkerige beweging maakt.
Ik slik en kijk naar Morris die nog steeds met die ernstige blik naar me kijkt en wacht op een bevestiging.
“Ja.”, zeg ik dan met een brok in mijn keel. “Roos is ziek. Roos heeft epilepsie.”.
Toen Morris geboren werd, was Roos al ‘ziek’. Hij weet dus niet beter.
Regelmatig heb ik me afgevraagd wanneer hij door zou krijgen dat zijn zus ‘bijzonder’ is. Dit is dus dat moment.
Als ik even later doorvraag wat Roos dan precies heeft, blijkt hij het haarfijn door te hebben. Hij slaakt een aantal kreten uit zoals Roos ook altijd ‘praat’ en immiteert wederom met schokkende armpjes een aanval waarbij hij ditmaal ook haar onregelmatige ademhaling nadoet.
Morris begrijpt dat zijn zus ‘ziek’ is. Hij begrijpt dat zijn zus ‘bijzonder’ is. En achteraf gezien denk ik dat hij het eigenlijk al veel eerder begreep of in ieder geval voelde. Zijn engelengeduld, zijn zorgzaamheid naar Roos en de manier hoe hij haar aanspreekt…. Een 2-jarig kereltje dat aan zijn grote zus vraagt of het goed gaat wanneer ze uit een aanval komt…. Kleine Morris begreep het al lang. Hij kan het nu alleen uitspreken. Want als ik (sinds ons gesprekje) aan hem vraag wat Roos heeft, antwoordt hij steevast met een serieus gezicht: “Roos heeft eepuletsie.”.
En dat maakt hem minstens zo bijzonder!